Passies komen en gaan in het leven. Soms zijn
het kortstondige bevliegingen maar vaak ook levenslange inspiratiebronnen. Mijn
eerste, milde passie voor wielrennen kwam op aan het eind van de middelbare
school toen ik mijn eerste racefiets kon kopen met het zuur verdiende geld van verschillende
bijbaantjes: een goudkleurige Gazelle – Tour de France. Hij was met
aanzienlijke korting besteld via vage connecties waarbij uiteindelijk ook de
oude heer Breukink nog persoonlijk werd ingeschakeld. Met die fiets werden trots
rondjes gedraaid in de Brabantse Kempen en een vakantietocht gemaakt naar Zeeland.
Maar de echte bevlieging bleef uit, ook omdat ik ging studeren in Amsterdam.
De laatste stuiptrekking van het koersen uit
die tijd was een opportunistische poging om met vier dispuutsgenoten “even” een
rondje IJsselmeer te gaan doen na een mooie borrelavond (of beter nacht). Deze
onderneming was tot mislukken gedoemd: de hoogdravende en met alcohol
omfloerste grootspraak werd de volgende
ochtend direct afgestraft. Al bij Kampen moest de eerste eraf, opzoek naar het
dichtst bij zijnde treinstation. Gedrieën bereikte we uitgeput Stavoren. Als
laatste redmiddel om nog op de fiets thuis te komen scheepten we ons in op de
boot naar Enkhuizen. De overtocht gaf ons weer wat lucht maar het resterende stuk
over de ringdijk naar Amsterdam is volledig aan me voorbijgegaan. We kwamen volledig
kapot in het donker thuis en tot overmaat van ramp was de mensa op de sociëteit
ook al dicht. Vanuit praktisch perspectief besloten we toen om maar weer te
gaan borrelen. De roes die ons toen al
vrij snel overviel had niets met een overwinning te maken, maar was er mede de
oorzaak van dat ik de racefiets tijdens mijn studententijd bijna niet meer heb
aangeraakt.
Een andere passie die zich tijdens mijn middelbare schooltijd
wel tot volle wasdom ontwikkelde was die voor literatuur. Zo zeer zelfs dat ik
besloot om Nederlands te gaan studeren. Daarbij kruiste ook de wielersport weer
mijn pad, zei het op een wat onverwachte manier. Om na mijn studie toch nog wat
zinnigs te gaan doen met alle opgedane kennis, ontwikkelde zich het voornemen
om te kijken of de uitgeverswereld iets voor mij was. Ik maakte kennis met een aantal Nederlandse literaire uitgeverijen waar enkele zeer bijzondere figuren rondliepen. De
flamboyante Van Oorschot, de esthetische Polak en de markante Martin Ros. Deze
laatste, de man achter de schitterende Prive Domein reeks van de Arbeiderspers
en bekend van de over-enthousiaste boekenrecensies op de radio, bleek ook bezeten van
de wielersport. Hoe hij hierin verzeilt raakte, heeft hij zelf treffend
geformuleerd in een interview vorig jaar in Vrij Nederland:
‘Omdat ik zo makkelijk alles
onthield en nauwelijks tijd nodig had voor mijn huiswerk, begon ik met fietsen.
Ik kocht voor een scheet en een knikker een racefiets van een jongen die ermee
heen en weer mee naar Lourdes was gereden. Ik kocht die fiets en ik werd
wielrenner. Ik heb, toen ik in de vijfde van het gymnasium zat, de Ronde van
Uithoorn gewonnen.'
Was u ook niet
gaan fietsen omdat u te vaak de hand aan uzelf sloeg?
'Ja, ik had
maar één ding en dat was dat apparaat. Ik deed het zo vaak dat de kapelaan mij
adviseerde te gaan sporten. Eerst ging ik zwemmen maar daar zag ik bustehouders
met uitpuilende borsten - het hele vleselijke leven van de vrouw kwam op mij
af! - dus dat werd alleen maar erger; ik spoot na een bezoek aan het zwembad
wel drie keer op een avond. De kapelaan zei toen dat ik moest gaan fietsen
omdat je, na een flinke training op de fiets, helemaal niets meer terugvindt in
je broek. Dat weet u toch? Het geslacht verschrompelt. Wielrennen is overigens,
naast al de enorme omwentelingen in de wereld, iets wat mij nog altijd
bezighoudt. Wielrennen! U zit me nu zo verbaasd aan te kijken, maar dat is óók
cultuur! Ik ben gek op de Tour de France, ik kan u alle overwinnaars noemen.
Fantastisch: alleen op die fiets, grote ontberingen doorstaan, boven jezelf
uitstijgen en als winnaar binnenkomen. Dat is een slag in je leven winnen.'
Los
van deze plastische ontboezemingen heeft de man een aantal mooie boeken over de
wielersport geschreven waar de passie vanaf druipt. Zijn schrijversdebuut “Heldenlevens”
vormt een mooi overzicht van de
wielerhelden van weleer: Bartali, Coppi, Bobet, Anquetil en Merckx. Later deed
hij dat nog eens dunnetjes over met zijn hagiografie over Fausto Coppi. Via
Martin Ros is de wielersport als inspiratiebron in mijn leven gebleven, zowel
tijdens mijn studie als ver daarna. De uitgeverij is het voor mij niet
geworden, maar de passie voor boeken is gebleven en de drang om te fietsen is
weer helemaal terug.
Deze
opnieuw opgevlamde passie heeft ertoe geleid dat ik nu weer volop met transpiratie wordt geconfronteerd tijdens onze
voorbereidingen op onze Tour for Life. Daarbij zorgen mooie wielerverhalen voor de
motivatie om toch maar weer een trainingsrondje te maken. Waarbij de wijsheid met de jaren is gekomen en we nu eerst een rondje Markermeer doen voordat we ons wagen aan het hele IJsselmeer en pas daarna als het goed is van Bardonecchia naar Valkenburg gaan fietsen. In mijn boekenkast
is inmiddels ook een aardige plankje vol met wielerliteratuur ontstaan, waarover
later meer. Boeken over wielrennen staan deze tijd weer volop in de
belangstelling en er verschijnen zo vlak voor de start van de 100e Tour de
France weer tientallen nieuw publicaties over afzien op het stalen ros. Maar eerst nog maar eens genieten van de
heldenverhalen van toen in de aubade van Martin Ros aan de mythologie van de wielersport. En
natuurlijk daarna weer vol inspiratie op de fiets stappen.
No comments:
Post a Comment